09 augustus 2021

Van angst en haat naar verbinding

Terug naar nieuwsoverzicht

Martince Baleona (51) uit Poso, Indonesië moet in 1998 vluchten voor het gewelddadige conflict tussen christenen en moslims. ‘De moslims brandden mijn huis af, verminkten middelbareschool-kinderen en jaagden iedereen uit ons dorp weg. Toen ik drie jaar later eindelijk weer naar huis kon, voelde ik veel haat en angst.’ Nu, ruim tien jaar later, is Martince een verbinder die christelijke-, moslim- en hindoevrouwen bij elkaar brengt om elkaars vooroordelen en angsten weg te nemen. En dat is hard nodig want er is nog altijd veel geweld in de regio.

Voordat in 1998 een gewelddadig conflict uitbreekt in Poso, op het Indonesische eiland Sulawesi, gaan moslims en christenen in de regio vreedzaam met elkaar om. Maar dat verandert op slag wanneer tijdens een incident een moslim-man in zijn arm gestoken wordt door een jonge christen. In de hele regio breken gevechten uit. Ibu Martince: ‘Tot twee keer toe moesten we ons dorp uitvluchten, rennend om aan het geweld te ontkomen. Na de tweede keer duurde het drie jaar voordat ik weer terugkeerde naar mijn eigen dorp. De eerste weken wist ik niet waar mijn man was; hij was de jungle ingevlucht terwijl ik mijzelf, mijn baby van negen maanden en dochter van twee in veiligheid probeerde te brengen.’

Mijn man was de jungle ingevlucht terwijl ik mijzelf, mijn baby en dochtertje in veiligheid probeerde te brengen. Ibu Martince

Moslim of christen?

Martince was nooit bang voor moslims, maar het geweld zet de verhoudingen op scherp. ‘Ik herinner me een moment dat ik schuilde in een leegstaand kantoorgebouw. Plots kwam er een groep mannen door de poort die een pijl op me richtte en riep: moslim of christen?! Ik durfde geen antwoord te geven want ik wist niet van welke kant ze waren. Ze bleven maar roepen en pas toen ze zagen dat mijn dochter een sieraad met een kruis droeg, lieten ze hun pijlen zakken.’ Het illustreert het wantrouwen dat in Poso en omgeving heerst tijdens het conflict. ‘Mijn man was halsoverkop ons huis uit gevlucht toen bleek dat moslims ons dorp aanvielen, we wisten dat ze het voornamelijk op de christelijke mannen gemunt hadden. Wekenlang wist ik niet of hij veilig was, en hij niet of de kinderen en ik oké waren. Gelukkig wisten de mannen die mij in dat kantoorgebouw hadden gezien, waar hij zat.’

‘Wekenlang wist ik niet of hij veilig was, en hij niet of de kinderen en ik oké waren.’

Eenmaal herenigd met haar man, zwerven Martince en haar gezin van plek naar plek, op zoek naar een veilig onderkomen. Eten is er nauwelijks, de ‘veilige’ plekken zijn overspoeld met vluchtelingen. Pas drie jaar laten keert Martince terug naar haar eigen dorp waar ze helemaal opnieuw moet beginnen. ‘Er heerste nog veel angst, het geweld was niet zomaar over. De spanningen tussen moslims en christenen waren er nog steeds, we gaven elkaar de schuld van het conflict.’

Vrouwenschool van Mosintuwu

Rond deze tijd gaat Lian Gogali, samenwerkingspartner van Mensen met een Missie, langs de dorpen om over haar net geopende vrouwenschool te vertellen. In eerste instantie is Martince huiverig, maar ze besluit toch een kijkje te nemen. Op de eerste schooldag ontdekt ze echter dat er ook moslima’s in haar klas zitten. ‘Daar schrok ik erg van. Mijn eerste reactie was dat ik weg wilde. Ik wilde niet in één ruimte zijn met vrouwen die een hijab droegen. Het bracht heel veel angst en haat in mij naar boven: herinneringen aan al het geweld en hoe bang we waren in de tijd van het conflict. In onze beleving hadden de moslims ons dat aangedaan.’

Ik wilde niet in één ruimte zijn met vrouwen die een hijab droegen. Ibu Martince

In de lessen op de vrouwenschool leren Martince en haar klasgenoten meer over elkaars religies, over tolerantie en over de positie van vrouwen binnen het gezin en de samenleving. Martince: ‘Ik dacht dat moslims vanuit hun geloof werd geleerd om geweld te gebruiken, maar tijdens de lessen over de islam ontdekte ik dat dat helemaal niet zo is. Ik leerde ook meer over mijn eigen geloof, dat we vanuit het christendom juist geleerd worden om iedereen te lief te hebben, ook mensen met een andere religieuze achtergrond. De vele lessen openden mijn ogen en langzaam nam de haat in mijn hart af.’

Diepgewortelde angst

In haar gemeenschap merkt Ibu Martince dat er nog met achterdocht wordt gekeken naar moslims. ‘Alles wat ik leerde op de vrouwenschool deelde ik met mijn man, familie en dorpsgenoten. Maar hun angst zat zo diep, ze vonden het in het begin nog heel eng dat ik nu met moslimvrouwen omging.’

Naast de lessen over religie en tolerantie, leert Martince op de vrouwenschool ook meer over gelijkwaardigheid tussen man en vrouw. ‘Het is in onze cultuur heel normaal dat de vrouw het huishouden doet, de kinderen verzorgt en opvoedt, en doet wat de man zegt. Er is veel fysiek en verbaal geweld binnen gezinnen. Op de vrouwenschool leerde ik meer over mijn rechten en over de rolverdeling tussen man en vrouw. Mannen kunnen óók meehelpen in het huishouden, de kinderen aankleden en eten koken.’

Ibu Martince’s man is niet direct overtuigd van deze nieuwe inzichten van Martince, maar ze blijft het herhalen. ‘Na een jaar studeren aan de vrouwenschool, werd ik door Lian gevraagd nieuwe locaties van de school op te zetten en groepen vrouwen bij elkaar te brengen. Mijn man had in het begin moeite met het idee dat ik zo’n belangrijke functie ging uitoefenen. Dat was voor niet vrouwen. Bovendien vonden hij en mijn familie het eng dat ik dan naar dorpen moest waar veel moslims wonen. Maar voor mij is dat geen probleem meer. Ik bleef vertellen over mijn ervaringen op de vrouwenschool en langzaamaan is mijn man meer gaan zien in die gelijkwaardige rol binnen het gezin.’

Meer overeenkomsten dan verschillen

Vrouwen als Ibu Martince maken zich hard voor vrede in en rondom Poso. Dagelijks gaat ze naar martken in andere dorpen en gaat daar het gesprek aan met moslim- en hindoevrouwen. Dat gaat niet altijd zonder slag of stoot. Martince: ‘Vaak wordt er eerst angstig en terughoudende gereageerd op mijn aanwezigheid. Maar dan vertel ik over mijn vlucht tijdens het conflict, en dan blijkt dat we allemaal een soortgelijk verhaal hebben.

Vaak wordt er eerst angstig en terughoudende gereageerd op mijn aanwezigheid. Maar dan vertel ik over mijn vlucht en dan blijkt dat we allemaal een soortgelijk verhaal hebben. Ibu Martince

Zij moesten ook vluchten en hebben dezelfde angst gevoeld die ik voelde. Dat brengt ons dichterbij elkaar en opent de deur voor een dieper gesprek over tolerantie en gelijkwaardigheid. Het is een enorme uitdaging want ik weet dat de mensen in die dorpen ook nog steeds een wrok koesteren naar christenen. Maar ik wil ze helpen en ik laat geen enkel risico me tegenhouden om mijn taak te volbrengen. Samen kunnen we die wrok, die vooroordelen wegnemen en vrede vinden.’

Hoewel in 2002 een vredesakkoord werd getekend, zijn er nog steeds veel spanningen in en rondom Poso. De regio wordt geteisterd door aanvallen van terreurgroep MIT (Oost-Indonesische Mujahideen) terwijl tegelijkertijd de overheid, grote bedrijven en gemeenschappen strijd voeren om de grond in Poso, die rijk is aan grondstoffen. De bevolking wordt door de overheid en rijke investeerders tegen elkaar uitgespeeld, religieuze en inheemse groepen komen daardoor tegenover elkaar te staan. Lian Gogali: ‘Die conflicten gaan vaak gepaard met geweld, wat door de overheid weer wordt gebruikt om de misvatting te propageren dat geweld nou eenmaal in de mensen uit Poso geworteld zit. Onze stemmen en verhalen worden genegeerd, terwijl elite-figuren uit andere delen van het land hierheen gestuurd worden om de problemen op te lossen.’

Lian is ervan overtuigd dat als de overheid de vrouwen uit Poso niet zou negeren, er sneller meer stabiliteit in de regio komt. Ze zette de vrouwenschool in Poso op om de gemeenschappen en religies te verbinden én voor een toekomst zonder geweld. ‘Vrouwen spelen een enorm belangrijke rol in de dialoog die onderling wantrouwen en vooroordeel kan wegnemen. Zonder de vrouwenschool zouden veel christenen nog steeds denken dat moslims alle christenen willen vermoorden, en andersom. Door vrouwen van alle religieuze achtergronden samen te brengen en te verbinden, zullen nieuwe generaties opgroeien zonder haat.’