Hoe dialoog helpt om interetnische spanningen in de Filipijnen weg te nemen
‘Toen ik 17 was werd mijn vader vermoord. Die periode heeft voor veel angst en haat gezorgd.’ Juvy Palawan (43) woont op het Filipijnse eiland Mindanao, waar jaren van conflict, eigenbelang, politieke spelletjes en angst hebben geleid tot diepgeworteld wantrouwen en vooroordelen tussen de oorspronkelijke bewoners, de moslimbevolking en de christelijke bevolking. Samen met onze Filipijnse samenwerkingspartners zetten wij ons in om meer begrip en tolerantie te creëren. ‘Het was heel bijzonder om de andere kant van het verhaal te horen.’
Anders dan de rest van de Filipijnen is het zuidelijke eiland Mindanao nooit echt gekoloniseerd geweest. Het verlangen naar autonomie is onder de moslimbevolking (Moro) van Mindanao altijd sterk geweest. Dit werd extra aangewakkerd toen steeds meer christenen (migranten) uit het noorden van de Filipijnen naar Mindanao kwamen. Er ontstonden problemen over land en bestuurlijke macht. Dat leidde tot verschillende periodes van gewapend conflict. De oorspronkelijke volkeren (Indigenous People: IPs) bevonden zich tussen de twee vuren. Tot op de dag van vandaag blijft het conflict sluimeren. Elke groep heeft te maken met vooroordelen van en over anderen. En dat wantrouwen wordt in stand gehouden doordat de groepen zich steeds meer terugtrekken in hun eigen bubbels.
Gestolen maisteelt
Juvy Palawan is moeder van vier en groeide op in een arm boerengezin in het dorpje Kitulaan in het westen van Mindanao. Ze behoort tot de Manobo’s, één van de grootste oorspronkelijke volkeren van Mindanao. Juvy’s gezin leeft van maisteelt, en dat is een onzeker bestaan in deze regio. Juvy: ‘Het komt regelmatig voor dat onze oogst gestolen wordt. Niet alleen bij ons maar ook bij andere Manobo-gezinnen. We weten niet wie het doet, want we zien de dieven nooit.’ Maar Juvy heeft het vermoeden dat het de Moro’s zijn. Al vanaf jonge leeftijd kent ze niet anders dan wantrouwen en conflict tussen de Manobo’s en de Moro’s.
Moord op oorspronkelijke bewoners
Toen Juvy 17 was werd haar vader vermoord. Hoewel het al 26 jaar geleden is vindt ze het nog steeds moeilijk om erover te praten. ‘Zonder enige reden werd hij zomaar gedood. Mijn jongste zusje was pas een maand oud,’ zegt ze met een brok in haar keel. ‘Een maand later werd een andere Manobo-man in ons dorp onthoofd. Het vermoorden van IPs gebeurde in die tijd regelmatig. Dat heeft bij mij en veel anderen voor een diepe angst en gevoel van wantrouwen gezorgd.’ Hoewel Juvy niet met zekerheid kan zeggen dat het Moro’s waren die haar vader doodden, is dat wel de algemene opvatting onder de Manobo’s.
Manobo als scheldwoord
Vóór de golf van moorden op IPs woonden er ruim 100 Manobo-gezinnen in Kitulaan. ‘Maar door het vele geweld voelden veel mensen zich gedwongen te verhuizen. Er wonen hier nu nog maar 30 Manobo-families en verder bijna alleen maar Moro’s.’ Juvy vertelt dat ze ook op school en op straat het gevoel heeft dat Moro’s en migranten neerkijken op de oorspronkelijke bewoners van Mindanao. Al haar hele volwassen leven ervaart ze discriminatie. ‘IP-kinderen worden op school gepest om hun huidskleur. Moro’s en migranten gebruiken het woord Manobo als scheldwoord. Na mijn opleiding werkte ik een tijdje in de gezondheidszorg. Zodra sommige moeders mij zagen vroegen ze of er niet iemand anders was die de gezondheidscheck van hun kind kon doen. En toen ik in een schoolkantine werkte, werden Moro-kinderen geïnstrueerd geen eten van mij te kopen omdat ik een Manobo ben.’
Uitgesloten uit angst
In een dorpje niet ver bij Juvy vandaan woont Noraisa Salik (53) met haar familie. Als jonge studente merkte Noraisa – die Moro is – dat haar klasgenoten contact met haar vermeden. ‘De meeste migranten en IPs op school praatten niet met mij. Ze zagen aan mijn hijab dat ik een Moro was.’ Na een tijdje raakt Noraisa toch bevriend met een christelijk meisje. ‘Ik was haar eerste Moro-vriendin. Haar moeder had haar altijd verteld dat ze niet met Moro’s mocht omgaan omdat we moordenaars zouden zijn.’ Volgens Noraisa kwam deze angst voor Moro’s onder andere door het geweld dat oplaaide tijdens een langdurig gewapend conflict tussen moslimrebellen en het nationale (voornamelijk christelijke) leger eind jaren ’70.
“Ze mocht van haar moeder niet met Moro’s omgaan omdat we moordenaars zouden zijn”
Datzelfde gewapende conflict was de reden dat Noraisa opgroeide in een gezin dat lange tijd een wrok koesterde tegen de christen op Mindanao. ‘Mijn oma kwam in de jaren ’70 om het leven door een verdwaalde kogel tijdens een gevecht in ons dorp.’ Noraisa’s vader begon zijn haat voor christenen pas te verwerken toen hij in contact kwam met pater Roberto Layson. Noraisa: ‘Pater Bert was een van de eersten die hier in de regio etnische en religieuze groepen met elkaar in gesprek probeerde te brengen. Hij was ook mijn vaders eerste christelijke vriend.’ Het werk van pater Bert inspireerde Noraisa’s vader om de organisatie IMAN (Integrated Mindanaons Association for Natives) op te richten; een organisatie die zich – nu onder leiding van Noraisa – inzet voor etnische en religieuze gelijkwaardigheid en dialoog.
Veilige omgeving
Met steun van Mensen met een Missie zet Noraisa zich met het team van IMAN onvermoeibaar in voor meer tolerantie, begrip en gelijkwaardigheid tussen de drie bevolkingsgroepen op Mindanao. ‘Ik zie de angst en achterdocht tussen de Moro’s, IPs en migranten. Er is zoveel conflict en geweld geweest; het is logisch dat negatieve ervaringen uit het verleden invloed hebben op de houding van mensen. En dat die houding van ouders op kinderen wordt doorgegeven.’ Noraisa probeert de groepen uit hun bubbels te halen door ze met elkaar in contact te brengen in bijvoorbeeld dorpsraden en informele bijeenkomsten. ‘Voorheen waren IPs bang voor Moro’s en durfden ze niet mee te doen aan activiteiten waar Moro’s bij waren. Dankzij onder andere de koffieuurtjes die we in de dorpen organiseren, zijn ze in een veilige omgeving met elkaar in gesprek geraakt.’ Op verschillende plekken resulteert dat in toenemende interactie tussen de groepen. ‘Steeds meer IPs raken enthousiast voor onze activiteiten en ik merk ook dat de Moro-leiders meer openstaan voor samenwerking met IPs.’
Samenwerken met gemeenschapsleiders
Die samenwerking met lokale gemeenschapsleiders is een belangrijk deel van de aanpak van IMAN. Lokale leiders vervullen een belangrijke rol bij het teweegbrengen van verandering in een gemeenschap. Ook Juvy kwam op deze manier in contact met Noraisa. Juvy: ‘Sinds een paar jaar vertegenwoordig ik de oorspronkelijke volkeren in deze regio op lokaal overheidsniveau. Toen IMAN voor het eerst een bijeenkomst in ons dorp organiseerde, vroeg het dorpshoofd mij daarheen te gaan.’ Juvy was onder de indruk van oprechtheid en warmte die ze daar voelde. ‘Hoewel de mensen van IMAN Moro zijn, behandelden ze ons hetzelfde als de Moro’s. Ik voelde hun respect voor ons en ze toonden begrip voor onze ervaringen.’ Juvy herinnert zich nog dat ze tijdens een van de activiteiten een levensboom tekenden, waarin ze de wortels van het conflict en de onderlinge relaties van hun voorouders uittekenden. ‘Ook de moord op mijn vader kwam hier ter sprake. Het was heel bijzonder om de andere kant van het verhaal te horen. Dit deed me inzien dat we geen haat of angst moeten koesteren, maar dat we mensen moeten vergeven. Sinds ik met IMAN in contact kwam, merk ik dat mijn negatieve gevoelens voor Moro’s aan het afnemen zijn.’
Lange adem
Noraisa is echter realistisch. Ze weet dat vrede fragiel is en het wegnemen van diepgewortelde angst en vooroordelen lang duurt. ‘Ik ken nog steeds heel veel IPs en Moro’s die niks van elkaar moeten weten. Ik kan ze dat niet kwalijk nemen, want vaak komen deze mensen nooit met elkaar in contact. En je kunt iemand niet zomaar vertellen dat zijn of haar overtuigingen niet kloppen, of verwachten dat mensen ineens vergeten wat ze in het verleden hebben meegemaakt. Zelfs Juvy zie ik nog steeds huilen elke keer als ze denkt aan de moord op haar vader.’ Toch geven de verbeterde verhoudingen in Juvy’s dorp Noraisa hoop. Ze merkt dat de activiteiten die ze organiseert een soort veilige haven zijn waar Moro’s, migranten en oorspronkelijke volkeren vertrouwen in elkaar kunnen opbouwen. ‘Het is nu belangrijk dat we deze goede relatie in stand houden en de IPs en migranten blijven uitnodigen voor alle bijeenkomsten, workshops en andere activiteiten. Zodat ze gaan voelen dat we hen écht waarderen en hen zien als gelijken.’